Jef ontwerpt een metalen constructie in de vorm van de letter - T - de beginletters van beide steden Tilburg en Turnhout waar teksten op staan over de overeenkomsten en verschillen van de bewoners uit deze steden. Tymen levert hiertoe twee gedichten aan, een over Turnhout(ers), een over Tilburg(ers). Beide gedichten, het ene over Turnhout en het andere over Tilburg, staan zusterlijk in spiegelschrift naast elkaar en worden via een spiegel in nomale stand gelezen.
Op het 'T' beeld komt een Joker van de speelkaart te staan. Als blikvanger trekt de rechtopstaande en bovenuittorende joker een boek kaarten en ontrolt ze in de vorm van 52 spiegelende kaarten. Door jezelf te spiegelen, in een van de gedichten, kom je al spelend het speelkaartenmuseum binnen.
BEELDENSPIEGEL
we hangen een spiegel op
aan een spijker aan de wand
en nemen afstand
de hand gaat niet omhoog
om een haarlok glad te strijken
we kijken voorbij het beeld
de stad in, kijken door deuren
en ramen, hoe vatten we het samen
wat we zien en wat er speelt
hoever zijn we, hoever zijn we het zelf -
we staan maar net niet te bewegen alsof
we eerst onze voeten willen vegen -
de stad die verschijnt en we met passen
en verlangen hebben uitgelijnd
het scheelt niet veel, het is onze aard
wat zich uittekent op de kaart
die in de spiegellijst is gevat
we zijn het vlees van de stad
Tymen Trolsky – 2006
Royaal en gastvrij word ik ontvangen ten huize van Jef. Overspoeld als ik word met koffie, thee, koek en chocola is hij het gesprek al begonnen voor ik eraan toe ben. "Met memo'tjes begin ik, invallen van niks, en ik nummer die briefjes, en het buitelt door en over mekaar. En dan ontstaat er een verhaaltje. Dat verhaal leidt tot een tekening. De tekening wordt een beeld!" Hij lijkt een waterval van kunstenaarsbewustzijn.
Net als Jef met zijn beelden kan Tymen zich niet voorstellen dat zijn leven zonder schrijven bevredigend zou zijn. Bij proza zoekt hij op wat spannend voor de ander zou kunnen zijn, terwijl poëzie meer raakt aan zijn eigen ervaring van liefde en de natuur.
Verrassend is dat beiden voor hun artistiek bestaan nú terugwijzen naar belevingen in hun jeugd. Jef kijkt terug op een verleden als 'spontane kwajongen' en ontdekt langzaam maar zeker dat naast eten, drinken en een dak boven je hoofd, seks en de vrijheid om naast kinderen ook beelden te creëren van fundamenteel belang zijn. Tymen verwijst naar een gebeurtenis toen hij 7 jaar was en het met een schok tot hem doordrong dat 'boeken door mensen worden gemaakt!' En wat jaren later, toen hij een nacht lang wakker bleef en zijn eerste gedicht (zonder pen en papier bij de hand) dichtte, 'par coeur', zoals de Fransen dat noemen; niet inslapen, maar alle regels onthouden! De volgende ochtend om 8 uur stond het op papier!
Het gesprek ontwikkelt zich naar vragen rond 'de ervaring van schoonheid'.
Tymen spreekt zich aarzelend uit: er is misschien wel een universele, alle mensen omvattende notie van 'schoonheid', maar de (=zijn) particuliere ervaring noopt te laten zien wat je zélf als schoonheid ervaart. Jef citeert en dicteert de Chinese wijsgeer Confucius: Talent is een gave van God! Het enige wat je doet is het teruggeven.
De gedachtewisseling roept bij mij de Franse filosoof Jean-Luc Marion (1946) naar boven. Hij is hoogleraar aan de Sorbonne en sinds 2005 opvolger van de in dat jaar overleden Paul Ricoeur aan de Universiteit van Chicago.
In zijn publicaties gaat het steeds om twee manier van kijken en beleven: een 'vastleggende - idolische' en een 'vrijlatende- iconische' manier. Naar een idool kijk je 'idolaat', vol van en vervuld met wat je al weet en bent, terwijl een icoon een venster is op het onuitputtelijke geheim dat jou en allen en alles om je heen herbergt. Voor dat geheim kun je alleen maar openstaan en er ontvankelijk voor zijn.
Er valt me een fragment in van een gedicht van Lucebert (Verzamelde gedichten, 1974):
in deze tijd heeft wat men altijd noemde
schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand
zij troost niet meer de mensen
zij troost de larven de reptielen de ratten
maar de mens verschrikt zij
en treft hem met het besef
een broodkruimel te zijn op de rok van het universum
Kan het werk van Jef en Tymen ons troosten? Of verschrikt het ons?
Leon Segers